Spring naar inhoud
Terug naar overzicht

Natuur in je tuin: daar draag je toch ook een steentje aan bij?

Toegevoegd op 21 maart 2022

Esther Vogelaar, Stadsecoloog van de gemeente Den Haag, trapt de eerste gastcolumn af over tuinen en wilde dieren en geeft het stokje daarna door aan een andere expert.

Merel, ekster, huismus, koolmees of pimpelmees: veel mensen vinden ze erg aansprekend en zien en horen ze graag in hun tuin. Maar wist je dat het aantal tuinvogels afhankelijk is van het groen in jouw tuin én die van je buren? 

Jaarlijks vindt in de winterperiode de Nationale Tuinvogeltelling plaats, waar iedereen aan kan meedoen. 

In de afgelopen 20 jaar zijn de aantallen van vogels en andere diersoorten flink achteruitgegaan. Zowel in de stad als op het platteland. Op het platteland door steeds intensiever gebruik van landbouwgebieden, in dorpen en steden als gevolg van dichtere bebouwing. En niet alleen door gemeentes en projectontwikkelaars, maar óók door buren. Tuinen zijn het liefst “onderhoudsvrij” – we hebben het al zo druk – en dus erg stenig.

Ik groeide op in een dorp. Veel soorten vogels bezochten onze tuin om te broeden, tjilpen en eten. Het was dan ook het perfecte oord met al dat groen en beschutte plekjes. Nu is dat weg. De tuin van toen is veranderd in een zee van stenen en daarmee verdwenen tevens de ‘buitenburen’. Mijn ouders wonen daar ook niet meer.  

Vogels zijn afhankelijk van de hoeveelheid flora in een tuin. Ze hebben dichte struiken nodig om in te broeden of voedsel te zoeken. Hun dieet bestaat uit zaden of vruchten, maar ze lusten ook graag muggen, luizen en vliegen. Dat klinkt misschien niet zo fijn, maar zonder insecten géén vogels. En ze beschermen je voor een insectenplaag. Alles heeft een relatie met elkaar.

Ook andere tuindieren zoals egels of amfibieën zoals de gewone pad kunnen niet zonder een groene tuin die voorziet in schuil- en/of nestplaatsen en waar voldoende voedsel te vinden is. En vlinders of wilde bijen zijn uiterst kritisch om te kunnen overleven. Dus laten we deze beestjes helpen aan een fijne plek, toch?

Maar hoe doe je dat, een geschikte tuin maken voor wilde dieren? Ik geef alvast een voorzet. Start met de randen groen in te richten. Het liefst door planten die van nature in Nederland voorkomen, want daar zijn dieren afhankelijk van. Dit kan door plantvakken te maken met inheemse struiken of vaste (bloeiende) planten. En door de schutting te laten begroeien met klimop of andere klimplanten. Zorg er dan voor dat je de onderste plank van de omheining verwijdert zodat egels ook naar je buurman kunnen. Of nog beter: vervang je schutting door een haag. En creëer schuilplaatsen door in de hoek van je tuin een stapel hout of oude dakpannen neer te leggen. 

Als we allemaal een steentje bijdragen – dus inspireer ook je buur – met ‘tegel eruit, plant erin’, kunnen we ervoor zorgen dat de stad een fijne plek is voor mensen én voor wilde dieren.

PS: Een leuk boekje om te lezen met veel tuintips is: Tuinieren voor (wilde) dieren, maak van je tuin een beestenboel, geschreven door Barbara Rijpkema.

In de volgende gastcolumn neemt Edwin Cornelissen van Duurzaam Den Haag jullie mee in de mogelijkheden van het ontstenen van je tuin vanuit de landelijke campagne Operatie Steenbreek.

Deel dit artikel:

Login om verder te gaan

Schrijf mij in voor de nieuwsbrief





Geef mij een nieuwe code

Annuleren